Na zijn loopbaan in het westen van Nederland bij RoyalHaskoningDHV en Gemeente Almere vestigde Alex van Oost zich in 2011 in Drenthe. Hier was hij nauw betrokken bij de ruimtelijk- economische visie voor Noord-Nederland. Inmiddels staat hij sinds 2017 aan het roer van NICE.
Wat zie je als het prille begin van je loopbaan in circulariteit?
De tijd dat ik opgroeide was voor mij de tijd van de Noorse ontdekkingsreiziger en antropoloog Thor Heyerdahl en natuuravonturiers als David Attenborough en Jacques-Yves Cousteau. Mannen met een onbedwingbare nieuwsgierigheid naar de ongerepte leefomgeving. Zo iemand wilde ik ook wel worden. Mijn vader daarentegen was architect. Ook hij hield zich bezig met de leefomgeving, maar dan juist de menselijke.
Eind jaren ’80, toen ik begon met Bouwkunde aan de TU Delft, was er een enorme impuls in milieubewustzijn. Dat gedachtegoed raakte me. Van meet af aan heb ik me naast mijn studie verdiept in bio-ecologisch bouwen. Als niche in de bouwwereld werd dit nog niet aangeboden als vak op de TU Delft. Buiten mijn studie bezocht ik ecovillages in Engeland en Schotland en verbond me aan netwerken in Nederland. De natuurlijke balans van de ongerepte aarde van Heyerdahl, Attenborough en Cousteau was naar mijn mening teveel uit het zicht geraakt van Westerse ruimtelijk ontwerpers. Integrale duurzaamheid leek mij een specialisme dat meer recht zou kunnen doen aan die balans.
Hoe heeft je fascinatie voor integrale duurzaamheid zich professioneel ontwikkeld?
Tussen 2001 en 2011 werkte ik aan verschillende ruimtelijke opgaves binnen de gemeente Almere. Deze groeistad kreeg in 2006 van overheidswege de opdracht het inwoneraantal te verdubbelen om de woningmarkt van Amsterdam te verlichten: de Schaalsprong. Het bestuur onder leiding van Adri Duivesteijn stelde kwalitatieve voorwaarden aan de groei en gaf expliciet ruimte voor integrale duurzaamheid. Daarmee werd Almere voor mij één groot laboratorium waar we op verschillende ruimtelijke schaalniveaus konden experimenteren met een meer gezonde balans tussen people, planet en profit zoals dat toen werd genoemd binnen duurzame ontwikkeling.
In hetzelfde jaar van de Schaalsprong werd de missing link tussen duurzaamheid en economie overtuigend gepubliceerd door Michael Braungart en William McDonough met wie ik daarna voor Almere samenwerkte. Cradle to Cradle kantelde de connotatie van duurzaamheid als ‘te duur’ of als vorm van zelf opgelegde schaarste naar een economisch concept van overvloed waarin het ontwerpen vanuit kringlopen een krachtig instrument is. Het boek werd in het bedrijfsleven en door overheden gelezen en omarmd. De basis van Cradle to Cradle zie je terug in circulaire economie.
Wat bracht je vanuit het Westen naar Drenthe?
In 2010 ontmoette ik mijn vrouw die uit Drenthe komt. Bij de provincie ben ik in 2011 heel praktisch begonnen als ruimtelijk ontwerper met als belangrijkste opgave de ruimtelijke economische visie voor Noord-Nederland: Noordervisie 2040. Als westerling en relatieve buitenstaander was ik verrast door de diversiteit aan culturen binnen een gebied dat voor mij tot dan toe het ‘Noorden’ was. In mijn rol als ateliermeester van het project werd Noordervisie 2040 ontworpen en uitgevoerd als een intensieve en creatieve samenwerking waarin de drie provincies, burgers, bedrijfsleven, overheden, onderwijsinstellingen en ook kunstenaars en landelijke architectenteams een rol hebben vervuld om tot een breed gedragen toekomstvisie te komen. Dit was voor mij persoonlijk een bijzonder verhelderende periode, een uitgelezen manier om de verschillen in identiteit van de provincies te leren kennen en daarmee beter te zien waar samenwerking mogelijk is, en waar niet.
Hoe is dat als samenwerking niet lukt, voor iemand als u die daar veel belang aan hecht?
Voor iemand als ik die altijd zoekt naar een integrale aanpak is het soms incasseren als samenwerking echt niet gaat, of teveel energie kost. Vaak is er op een ander - meer bescheiden - schaalniveau toch een vruchtbare integrale aanpak mogelijk. Het is werken met twee krachten die elkaar in de weg kunnen staan: schaalgrootte en maatschappelijke breedte. Beide hebben invloed op de effectieve diepte van de transitie. Binnen NICE projecten varieert de balans tussen grootte en breedte. De grootste schaal waarop we effectief werken is binnen de provincie Drenthe. Daarbuiten werken we samen met bijvoorbeeld Vereniging Circulair Friesland en in de Regiodeal Zwolle, mits de inspanning in een gezonde verhouding staat tot het resultaat voor een circulaire economie in Drenthe. In de loop der jaren ben ik pragmatischer geworden: als relatief kleine organisatie kiezen we voor kansrijke projecten. Niet noodzakelijk groot, maar in ieder geval in onze ogen kansrijk en haalbaar voor onze organisatie. Dit betekent ook wel eens niet samenwerken in initiatieven van anderen. Dat pragmatisme is in een innovatie omgeving - een omgeving waarin duizend bloemen bloeien - essentieel.
De I van NICE staat voor Innovatielab. Uw laboratorium lijkt meer op veldonderzoek.
Na de oplevering van Noordervisie 2040 werd ik gevraagd een nieuwe visie en een daaruit volgend curriculum te ontwikkelen voor de Academie van Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek van de Hanzehogeschool. Leidend in het nieuwe curriculum werd de Innovatiewerkplaats; werkateliers buiten de muren van de hogeschool. Dit bracht studenten, docenten, onderzoekers en experts steeds samen op een fysieke plek waar een lokaal vraagstuk beter in perspectief gezien kon worden; inclusief de op papier minder zichtbare relaties met lokale cultuur, natuur en bedrijvigheid. Sinds mijn studie aan de TUD ben ik gericht op het beter zichtbaar maken van deze verbindingen die belangrijk zijn voor een duurzaam werkende oplossing van vraagstukken.
Wat aan NICE laat zien dat juist u de directeur-bestuurder bent?
Veel van waar ik in geloof komt samen in NICE. Op de eerste plaats verbinding: elk project brengt een diversiteit aan partijen samen rond circulaire vraagstukken. Die integrale manier van kijken, innoveren en ontdekken dwars door segmenten heen is iets wat ik al mijn hele werkende leven uitdraag. Dat wat ik ‘toegepaste transitie’ zou willen noemen. We hebben vanaf het begin gezegd, we zijn gericht op doen. Aan de slag met echte vraagstukken, we gaan geen schooltje spelen. Er spelen echte problemen, echte vraagstukken waarvoor we op zoek zijn naar realistische oplossingen. Voor mij heeft theorie en onderzoek alleen waarde als dit leidt tot een concrete oplossing. En daaruit volgt nog iets waaraan je mijn stijl herkent: een concrete oplossing heeft in een transitie weinig waarde als de kennis niet wordt gedeeld. Naast ervaringsleren is het vergroten van de groep circulaire kennisdragers in Noord-Nederland dus deel van de werkwijze. Op wat staf na zijn alle junior medewerkers studenten uit MBO, HBO en WO, afkomstig van vrijwel alle Noordelijke kennisinstellingen. Dit is een groep nieuwe kennisdragers die continu uitvliegt en weer ververst. De een werkt tien weken in een project, de ander anderhalf jaar en alles ertussenin. Het zal niet verbazen dat we ook hier streven naar een brede representatie van disciplines. Binnen NICE werken Rechten- en Bouwkundestudenten samen met studenten Voeding en Diëtiek of Vastgoed en Makelaardij.
Wat maakt NICE voor u persoonlijk een nieuwe ervaring?
Het is waar dat ik mijn hele loopbaan en ook nu bezig ben met vooruit kijken en vooruit werken; een transitie versnellen die er in mijn ogen toe doet. Zeker dertig jaar houd ik me nu bezig met circulariteit. In de loop der jaren is de naam veranderd, de onderliggende gedachte is hetzelfde. Het is voor mij een nieuwe ervaring om aan het hoofd te staan van een stichting die dicht tegen het onderwijs aan schuurt, en tegelijkertijd een MKB-bedrijf is dat werkt aan marktontwikkeling en producten voor een nieuwe denk- en werkwijze. Of beter gezegd: we zijn als zelfstandig innovatielab een experimentele organisatie afhankelijk van de samenwerking tussen onderwijs, overheid en praktijk. Het is niet voor het eerst dat ik in een situatie werk waarin er voor idealen tijd en energie moet worden vrijgemaakt om tot realisatie te komen. Het is wel voor het eerst dat ik ook de zakelijke en organisatorische eindverantwoordelijkheid draag voor een organisatie - niet een project of programma - waarvan het bestaansrecht uitsluitend ligt in het versnellen van een transitie.